vrijdag 21 september 2012

Verstoppertje

Het trappenhuis
Ik woonde er soms
Tijdelijk in de hoek

Ik moest tot tien tellen,
Weet je dat nog?
Toen we stil waren

De oogjes zo dichtknepen
Uit angst
Voor wat achter je kon staan

Het hele leven-
Langzaam haalt het je in
De treden waren maar
Opstapjes

Naar de verstopplaats
Waar ik je niet
Meer vind.

zaterdag 15 september 2012

Vrijheid is er om door te geven


Vrijheid is er om door te geven.


Vrijheid zit in dromen, of wensen, of hoop
Het is onlosmakelijk verbonden aan ketenen
Restricties als u dat zo wil zeggen
Daar achter pas
Ligt:

Het liggen in het gras
Het schreeuwen
De vingers over beslagen glazen
Waar je zegt
Ik hou van jou

Water om je naakte lijf
Zonder schroom dansen
En lijstjes, voor mijn part
Structuur ter beteugeling
Als het uw ding is

Het is tieren tegen de teevee
Het boenen van huizen
Je voeten in zand
Waar je loopt en hoopt
Op een graspol

Het is kleurloos
Religieloos
Vreugdevol
En van de mens

Maar de mens van nu
is een gek
Een daas die zoemt
Naar wat ze willen;

In ons nu
zit nooit
Volledige vrijheid

Maar de zin het te hebben
Weerzin het door te geven
Vrijheid verwordt materie
Als een hebbeding;

Tenzij je er voor vecht of vocht
Elke dag knokt

Dan is vrijheid
Het afwerpen van ketenen
Verscheuren van dwang
Het vechten en strubbelen
Dwars door je angst

Zwaarbevochten-
En
Dat pas
geef je door.
Zodra je dat kan.
En elke keer weer

Zodat kinderen
In gras liggen
Schreeuwen om het hardst
Rennen door straten
Van kleur -
En vooral
Op een stoepkrijtochtend
In de zon
Zonder angst

Niet beter weten
Dan vrijheid.

vrijdag 14 september 2012

Omstreeks 03:01


In zijn slaapplaats
Daar was het eng –bibberend
Met wijd opengesperde ogen
Was er stippelland
De eeuwige voorbode
Van trammelant

Zij keerde haar draai
Wentelde haar zee
Waar drijven oneindig leek
Beklemmend –want
Morgen waren er woorden

Het bittere koffieritueel
De lozing van de avond
En het zoutloze
Prakmaarwat en slik
Alweer

Haar benen lang, onrustig
Hadden rennen willen gaan
De nacht door, hekken over
Grensbewaker laat me gaan
Ze smeekte

Ze kustte hem
In zijn slaap
De hoop
Dat dromen gaan
En ontwaken zou volgen.
In stippelland

Op een feestje


Daar sta jij in rood
Gelijkend je haar
Naar mij te kijken

Zonder dat je ziet
Voel ik je ogen
Aan mij denken

De blik over je schouder
Samen met de zucht aan wind
Die in blauwe adem heengaat

Want ijzig was je
En blijf je vast
Nu ik je niet meer smelt

donderdag 13 september 2012

Supermarkt


Supermarkt.

De jonge Steve had in zijn adolescentie een plan gemaakt, een levensloop waar geen crisis effect op zou hebben, een huis op zijn 20ste, trouwen en kinderen krijgen, een leven in een goedkope gemeente. Pas als hij dat alles zou hebben kon, hij doorstoten naar de ‘Major League’.

De Albert Heijn. Daar kwam Steve terecht. Na de verbouwing zou hij het roer als supermarktmanager overnemen, en hij bleek grootse plannen te hebben.

Tot mijn spijt.

Er is niets guitigs aan Steve, eerder berekenend. Een manager, die de naam geen eer aan doet. Een man die gaat voor het resultaat, de omzet. Een man die graag paradeert langs de schappen en zijn personeel met veel bombarie aanspreekt, ‘Misschien is het beter om dit product bovenop dat schap nog een keer te plaatsen, dan is er ruimte voor meer exposure’.

De estheet, in zijn kekke pak.

Ik mag hem niet. Niet omdat ik in de man niets zie, niet omdat ik zijn capaciteiten baseer op ambitie, maar omdat hij zichzelf te goed voelt voor de baan van Supermarktmanager. Zoiets zie je terug in een winkel, gebrek aan inzicht, je ziet waar de kosten gedrukt worden, je ziet dat iemand het beste jongetje van de klas gevonden wil worden bij zijn meerdere, daarbij de klant volledig uit het oog verliezend. Iemand die niet werkt voor zijn vrouw en zijn vijf kinderen, maar voor de billen van zijn volgende meerdere. Hij wil klimmen, maar faalt in elk opzicht. Althans bij mij.
Vast en zeker ambieert deze jongen zijn pluspunten en staat hij voor de spiegel in de ochtend, nadat hij zijn gezicht glad schoor, zijn crème op deed, en zijn hals besprenkelde met een goedkoop merk parfum, en zegt hij ‘Vandaag heb ik geen valkuilen.’.

Na de verbouwing van de Albert Heijn, kwam er een zelfscankassa, dat scheelt in de loonkosten, omdat de zelfscankassa niet bemand hoeft te worden. Natuurlijk kan ik de manager daar niet op afrekenen, doch kan ik hem wel afrekenen op het simpele feit dat hij besloot om standaard maar twee kassa’s open te doen. Het resultaat zijn lange rijen vol mokkende koppen.

Ik stond onlangs in een dergelijke rij, mijn blik was gericht op de zelfscankassa. Twee personeelsleden stonden daar te keuvelen, in blauw, wachtend op de zelfscanner en zijn volgeladen kar. Die kwam niet.
Een extra kassa evenmin.

Die keer dat ik in de immense rij bij de Albert Heijn stond (drie in de rij, kassa er bij) gebeurde er veel meer.

Bij binnenkomst ging het al fout.

De winkel zag blauw van de vakkenvullers, zwart van de kratten en grijs van de rolcontainers. Naar mijn gevoel, gierden er alleen dertien- en veertienjarige jongetjes en meisjes door de gangen, blokkeerde schappen, en waren vooral erg amusant naar elkaar toe. Nadat ik een seconde of 30 voor een container had staan wachten, was ik het beu. Ik trok de container weg en zorgde dat ik bij het product kon wat ik had willen kopen. Dat schap –achter de container was dus leeg. Ik moest navraag doen, want het was een ingrediënt dat van wezenlijk belang was voor het eten deze week, namelijk poedersuiker.

‘Als het er niet staat, dan hebben we het niet meer’, kreeg ik te horen van een jongetje die mij geen blik waardig gunde. Ik had hem een trap tegen zijn hoofd willen geven en de lading met zoetjes op de rolcontainer over hem heen willen flikkeren, met de woorden ‘zo voel ik mij als klant.’

Geen poedersuiker dus.

Ik schreed voort naar de broodafdeling, even langs de kaasvitrine (altijd wat te proeven) maar daar stond niets. Bij het brood deed ik navraag naar de ‘Pain du Boulogne’. ‘Ik weet niet welk brood je bedoelt’. Inmiddels kokend, had ik het meisje achter haar toonbank vandaan willen rukken, haar naar het rek met de Allerhande willen trekken en haar neus duwen op de bonus aanbieding van deze week, het te dure ‘Pain du Boulogne’. Ik hield mijzelf in. Geen brood, geen nood. Ik kocht de weekendbollen wel, op maandag.

Vervolgens slalomde ik mijn weg door het smurfenblauw dat mij ineens wat goedkoop aandeed, de sleet zat er in. Het heldere blauw, zo zorgvuldig ontworpen is wat vaal geworden. Ik weet nog dat ik dat dacht. Ziekenhuisblauw, valer dan de Aldi. De cola bleek vervolgens op, de pyjamapapjes waren niet bijgevuld, de naturel pizzabodems ontbraken, en het kattenvoer bleek in prijs verhoogd te zijn, in plaats van de Honing Kamille variant thee van Pickwick, moest ik het doen met een Albert Heijn brouwsel waar ik niet om had gevraagd.

Toen ik bij de chips stond, om een variant te kiezen, werd ik aangereden door een jongen wiens puisten groter waren dan de klantvriendelijkheid. Een blik waaruit duidelijk bleek dat ik in de weg stond was mijn deel. De puber. Ik kan u wel vertellen wat ik met deze jongeman had willen doen, maar ook nu hield ik mij in. Mijn mandje was minder vol dan de bedoeling was, enerzijds omdat er verscheidene artikelen niet te verkrijgen waren, anderzijds omdat ik geen apenkooien had willen spelen in een supermarkt.

Pas toen ik bij het bier aan kwam werd het me te zwaar. De grote koelkast met pilsener, was verdwenen. Weg. Ik dacht dat ik gek werd, ik zag me al zeulen met zes warme blikken Bavaria, die ik vervolgens in de vriezer moest koelen alvorens ik dat bier kon drinken. Na deze odyssee had ik verdomme een koud biertje verdiend, een koude die open zou barsten in kilheid, een biertje die aan mijn lippen gezet zou zijn als overwinning. Het ‘Zo.’ gevoel. Navraag bij iemand die naast me stond, leerde mij dat de koelkast verdwenen was om de kosten te drukken.

Ik ging afrekenen. Ik hield het hier niet langer meer uit. Ik kon niet in deze winkel verblijven, die door Steve zo vakkundig omver geworpen was, en eerder leek op een strafkamp dan een klantvriendelijk ingestelde winkel, die er was voor de klant.

Want ik hield Steve verantwoordelijk. Het te jonge personeel, die alleen oog voor elkander had, dan de ogen te richten, op klant, artikel en ruimte, de twee kassa’s die open waren en waar twee rijen van tien personen stonden, de enige volwassen vrouw (van wie meer verwacht mag worden) die het rustig had over de doperwtjes die ze voor haar kleinzoon zou maken hedenavond, onderwijl zij verveeld wachtte op de eerste zelfscanklant in een uur. Steve zelf, die de doosjes in een grote bak aan het leggen was, met zijn rug naar de winkel, waar een chaos heerste. Ik had 21 tienermeisjes en jongetjes geteld, allemaal aan het werk, tegen een zo laag mogelijk loon, allen in de weg lopend, onbeschoft, onwetend en een wisse dood nabij als ik andermaal naar deze winkel moest. Ik had drie vrouwen gezien van boven de achttien jaar. De twee caissières en de doperwtdame. Alles liep hier mank.

U snapt dat ik Steve wel…. Maar ik ben opgevoed met fatsoen.

Ik haat de Albert Heijn in Veghel, schreeuwde ik in mijzelf, toen ik bij de sigarettenbalie moest wachten tot de manager uit had gelegd dat de bloemen elke vijf minuten gedraaid moesten worden, tegen het zonlicht.

Zwijgend verliet ik braaf de winkel. Ik toog naar de kroeg. Een ijskoud biertje, zulks was mijn verdienste.

Zo. Nu eerst iets schrijven

zaterdag 1 september 2012

Een komen en gaan van gekken

Vanavond heb ik behoefte aan een film, een verhaal wat mij meesleept. Een boek dat kan ook, of een computerspel met iets grotesks. Helaas, kan ik geen keuze maken en kom ik uit bij mijn eigen verhaal, dat wat ik verzin, voor u en misschien wel voor mijzelf. Het zal wederom een strubbeling worden het goed te verwoorden, maar daar ligt mijn spanning vanavond –om wat er gaat komen.



Dus zonder verdere plichtplegingen, zonder woorden, zonder verdere introductie:




Lieuwe.


Lieuwe hield van billen. Hij hield niet van kleine of smalle, maar van grote die hem konden betoveren. Hypnotiseren. Lieuwe kon het niet laten om naar billen te kijken. Liep er een meisje of vrouw hem tegemoet, dan keek hij eerst naar haar gezicht, dan vluchtig over de buste, de taille en de heupen. Bij bredere heupen kon je er donder op zeggen dat zijn hoofdje keerde en hij zijn blik liet glijden over het zachte vrouwenvlees van de billen. Een genot. Een glimlach bij een goed paar bleef niet achter.

Niet zelden kwam het echter voor dat de brede heupen onder een smalle taille, een paar billen gaven die Lieuwe niet konden beklijven. Teleurgesteld als hij was, mompelde hij in zichzelf ‘Hoer’, maar wel zo zacht dat niemand hem hoorde.

Lieuwe was alleen, hij woonde op zijn 29ste levensjaar bij zijn ouders, die internet verboden hadden, om –voor hen- moverende redenen. Daar waar vroeger RTL+ hem nog kon bekoren in de nacht, met de eeuwige herhaling van harige foefjes en soft-erotiek (dit alles in het Duits nota bene) en later de grote vruchtboom, een hele courgette die verdween, na het plompzakken, het bruine bonenbad, van Büch, de broer van de leugenaar, kon Lieuwe geen bekoring meer vinden.

Hij probeerde zijn ouders over te halen, om vooral wel internet aan te schaffen, maar alle moeite ten spijt, het werd niets. Lieuwe bleef in het weekend vaak slapen bij een vriend. De vriend had internet, en Lieuwe had de sokken. Slapen deed hij daar weinig. Bipsjes vlogen hem om de oren.

Om Lieuwe nu pervers te noemen, het gaat mij te ver. Ik voelde voor die jongen. Te verlegen, te schuchter om te drinken en met de meisjes die ook wel eens wilden experimenteren mee te gaan. Ouders die hem altijd kort hadden gehouden. Zijn enorme lengte die hem net zo onzeker maakte als mijzelf, met mijn 1 meter 68, en maatje 38 aan schoenen. Het zat hem gewoon niet mee.

Toen de vriend van Lieuwe hem betrapte, terwijl hij daar met zijn broek op zijn knieën zat en een scherm vol van piemels, die een oudere dame lieten zien waar die allemaal in paste, was die vriendschap meteen afgelopen. Logisch ook wel, want je kunt beter je eigen sok gebruiken als je dan toch op het internet gaat bij een vriend thuis, maar soit. Einde vriendschap.

De inmiddels ouderwordende Lieuwe had nooit kennis gemaakt met het vrouwelijk geslacht. Hij verlangde er heimelijk naar. Het vlees om zijn roede, de eikel die klopte in de hitte. Hij wilde het zo graag. De fantasieën over gebukte huisvrouwen die hij van achter nam, de billen knedend en slaand. Het zachte hete vlees wat hem beroerde, die hem in extase zou brengen.

Katoenen witte onderbroeken die hij scheurde van de heupen, zoals hij dat zag in ‘Basic Instinct’. En zijn hand maar met douchegel inzepen en masturberen op de beelden, achter zijn gesloten ogen. Hij moest internet anders ging het fout.

Via Godswegen, ging het een keer fout. Het kon niet anders. Natuurlijk, ik had Lieuwe hoog zitten. Maar toch. Dit kan ik hem nooit vergeven.

Lieuwe moest voor zijn werk naar Eindhoven. Op het station (het was 32 graden en hoogzomer, dat doet al iets met het mannelijk lichaam) liep ze daar, een kop om op te schieten. Zij kon daar niets aan doen, het bleek een soort uit de hand gelopen acne te zijn waar de beste plastisch chirurg niets meer aan zou kunnen veranderen, maar hij zag haar. De ogen van Liewe gingen van haar hoofd, pijlsnel, naar de springende borstjes, prompt naar de taille en de ronde heupen. Een jurkje droeg ze, zo schreef hij mij later. Hij was betoverd door haar billen. De perfectie van die deinende heerlijke malse billen sleepten hem mee. Hij volgde haar. Eerst op een afstandje, maar hij kwam steeds dichterbij. Hij kon haar ruiken. Een zoete melange aan Agua di Gio en de lichte zweem van vers zweet. Lieuwe hoefde zijn vingers maar uit te steken en hij zou haar raken aan de onderkant van haar rug. Die Lieuwe.

Terwijl de vrouw de bus instapte, was de twijfel verdwenen. Hij volgde haar de bus in, ging naast haar zitten, zelf inmiddels hevig zwetend.

Dit was ze, zo dacht Lieuwe. Hij lachte vriendelijk naar haar, en zij liet een blik over haar gezicht glijden van een zekere acceptatie. De pus liep langs een puist langs haar linkerneusvleugel. In het hoofd van Lieuwe zoemde de volgende woorden: billen, kont, reet. Ze volgden elkaar op: billen, kont, reet. Aan één stuk ging het door.

Het meisje pakte haar spullen en Lieuwe moet snel gereageerd hebben, want zij liet hem voor haar de bus uit, hij taande en liet haar voor gaan, een uitzicht op haar deinende groteske massa. Tot haar huis.

Daar duwde hij haar naar binnen, zoende haar intens en duwde haar de trap van de portiekwoning omhoog. Lieuwe scheurde de onderbroek van haar billen, nam haar zoals in de films die hij zag. Hard en nietsontziend. Hij genoot, van de in zijn ogen speelse tegenstribbelende heupen. Zo waren billen, dit was de hemel van zijn ouders.

Lieuwe nam haar in totaal 12 keer, hij bleef er een nacht en een dag.

Lieuwe van der Staaij. Ik weet het nog goed, ook dat zijn ouders de abortus van zijn kind tegen hadden willen houden.

Het is een komen en gaan van gekken