donderdag 30 januari 2014

Gesprek


Op de vestibule links
liep een man mijn kant op
nam plaats op de bank

Ik bladerde wat verder
trok mijn kraag op

Wat denk je, vroeg hij me
Ik zei geen gedachten te hebben
hij zei, oh, dat voor een poëet
Hij nam een hap van beschimmeld brood

met een vale broek vol vlekken
gelijkend pastinaak
en gekookte witlof
zei ik de man u lijkt wel een maaltijd

donderdag 23 januari 2014

Een gedicht in de krant (Gedichtendag 2014)

Beste ********,

U belde mij met een zekere schuchterheid en u vroeg me of ik een gedicht wou schrijven voor aankomende Gedichtendag. Dat kwam mooi uit, want ik ben dichter. Een dichter benoemd door de gemeente, dus u was aan het goede adres. Met plezier heb ik een paar dagen nagedacht over de juiste vorm, de woorden en het thema dat u mij mee gaf, ‘verwondering’ –met betrekking tot de gemeente waar ik woonachtig ben. Na een paar dagen wist ik de beginzin. Ik wist wat mij verwonderde toen ik in Veghel ging wonen. Daaropvolgend schreef ik mijn gedicht, met witregels. Op donderdag 23 januari 2014 zou hij in de krant staan. Aandacht voor het gedicht (of de poëzie) is gering, dientengevolge was ik erg verguld met het feit dat u aan me dacht.

12 tot 14 regels vroeg u. U belde er nog voor terug. “het mogen er ook 14 zijn”.

Uiteindelijk koos ik voor een gedicht van 14 regels, dat ontstond zo tijdens het schrijven. Ik stuurde het u. De reactie was zo fijn. Uw woorden waren: “Bedankt voor dit mooie gedicht. Donderdag prijkt het in onze krant.” Gelukkig is het goed binnengekomen –hoe fijn, dacht ik nog. In diezelfde e-mail vroeg u nog om een foto van mij, die heb ik u vervolgens toegestuurd. Ook daarop volgde een antwoord, het was een leuke foto volgens u. Zo gaf ik u, in uw ogen een mooi gedicht en een mooie foto. Voor mij was de transactie voltooid en kon ik achteruit hangen om te wachten op de krant van donderdag. Joepie.

Klaarblijkelijk, echter, hebt u mij nog een e-mail toegezonden. Eén die ik vandaag (23 januari 2014) pas las. De witregels waren –omwille van de lay-out- komen te vervallen. Er konden wel twee witregels tussen, waarvan u bepaalde waar die dan kwamen. Alles omwille van de lay-out.

Ik las het te laat, mijn e-mail wordt niet 24 uur per dag bijgehouden, wellicht had u mij ook kunnen bellen, dacht ik deze ochtend nog.

De essentie van Gedichtendag is dat ‘het gedicht’ centraal staat, en niet dat de lay-out de vorm van een gedicht kan (of zou mogen) bepalen. Het heet immers Gedichtendag, geen Lay-Out dag. Een gedicht kunt u in dit geval vergelijken met een schilderij. Een schilderij dat niet helemaal past in de lijst die je hebt aangeschaft. Knipt u daar dan een stuk vanaf? Dat lijkt me sterk.

Een gedicht (inclusief witregels) mag bestempeld worden als een kunstvorm. Dat kan misschien wat hautain klinken, niettemin heeft de schrijver een doel voor ogen, een boodschap te verkondigen en kiest hij of zij voor een duidelijke vorm. Mijn overtuiging is dat er aan de vorm van een gedicht niet getornd mag worden, zoals een schilderij niet in stukken geknipt mag worden om in een lijst te passen.

Vandaag staat mijn gedicht in de krant, zonder of met aangepaste witregels. Ik weet het niet. Deze ochtend waren de winkels gesloten, ik heb nog geen krant kunnen kopen. De lay-out zal vast prachtig zijn, het gedicht zal alleen niet in de juiste vorm staan. Mijn gedicht in de krant, ik kan het niet meer bestempelen als mijn gedicht. Immers schreef ik voor Gedichtendag, niet voor de omringende esthetiek.

zondag 19 januari 2014

Muiterij

Aan de haven sta ik te slijten
Al dagen terwijl het regent
Mijn sokken zijn vlastouwen
Waar ik je schip mee wil binden

Vanuit de verte, achter de maandag
Ben jij de enige – de zilte smaak
vanaf daar –waar jij schuilt
Zie je mijn stroom aan licht niet

Verbazing over de gedachte
Dat ik om wil draaien maar
lijnen je al zien komen
Het is nu elk moment

Mijn sokken zijn weggeslagen
Rottend staan mijn voeten
Wit slaat restjes hoop kapot
Schuimvlokken waaieren uit

Ik wacht tot het bot
Het hout dat ik hoor kraken
Wapperend zeil
Is een restant aan huid

Ik wacht op je
Het is nu elk moment

woensdag 15 januari 2014

Laatst dacht ik aan je

Schets eens een kleur voor me
die verwarmt, desnoods doorslaat in het 'zijn'

Schets eens een bleek meer,
waar ik ons nog voel

Schets eens een fragment
misschien van weleer

Schets eens een kleur
om het even wat
Schets wat
zodat ik weet

Schets een teken
van leven
Kras mijn huid
waar ik kan zien

Kras maar hard
door vlees naar rood

Guts en drink maar
zuig mijn 'zijn'

Eens te meer bleek
leeg als weleer

zondag 12 januari 2014

Nieuwe Zuilen

Ik probeer je zuil te bevatten
door het marmer te slaan -te knikken
naar je volk, vrienden en zulks

Laat ik een beitel pakken en je houwen
uit de vaste massa, je contour
vangen zoals je poogt te zijn

inmiddels leun ik tegen je
kijk door de mantel heen, het
vaandel dat je immer omhult

je bent onbereikbaar, met je groepje
niet te plaatsen in je gang
zo zal ik je nooit bereiken

en juist dat...

Ik huis in andere zuilen,
ouder, rijper, ik draag een
ander dak.

dinsdag 7 januari 2014

Was ik maar shorttrack

De dagen aan elkaar rijgen
Een enkele slepende gedachte
Destructie heeft ook een ziel

Je mijmert in mijn slaap
Jij maakt me almaar wakker
Met de naald door de huid
Sleep je me verder -en potver

dat doet pijn, pijnlijker dan

Tot de pols in het frituurvet
Een schrapend hoofd op asfalt
Een blazoen dat niet te redden is

Je slaat weerhaken uit
Dit zijn geen speldenprikken meer
Noch haperend platina
dat zelf eens nadenkt

Mijn daden zijn geënt op jou
De verstrekkende gedachte
Loopt al voor horden uit
Terwijl ik klater...

Mijn hoop ligt ver vooruit.