Op de achterkant van Americana van
Joost Zwagerman staat 'Wie dit leest, die wil films zien, musea
bezoeken en boeken verslinden. Het liefst allemaal tegelijk en zoveel
mogelijk' – Trouw. Hoezeer dit een subjectief statement is,
geldt deze zin voor mij als onbetwistbare waarheid. Het hele boek
schuurt zo lang als mogelijk over de alledaagse beslommeringen totdat
deze naar de achtergrond verdwijnen en er slechts nieuwsgierigheid
overblijft. Het zachte stemmetje schreeuwt in het hoofd dat het
verder moet lezen. Over Willem de Kooning, Jasper Johns, John Updike,
Philip Roth, Madonna en Prince. Met kirrend plezier zie je het
volgende essay al klaarstaan over bijvoorbeeld Mark Rothko en je weet
op voorhand al dat je dat werk wederom weer wil gaan zien. Het is een
boek om in op te gaan. Een boek dat, zoals elk goed boek, tot de
laatste bladzijde verslonden wil worden en het liefst zo snel
mogelijk, met in het kielzog van de haast, de aankomende spijt. Spijt
omdat het uit is en er niets meer te leren valt.
Americana, en met name The Painted
World, slingert mij terug naar mijn tijd op de kunstacademie te
Breda. Angstvallig dichtbij komen mijn eigen gevechten met het
tweedimensionale vlak dat ik heb proberen te vullen met de diepste
wensen en verlangens. Aangespoord door de drang mijzelf te verlossen
van mijn grenzen zat ik uren aan mijn bureau, de staat van leegte en
trance proberen te grijpen, al dan niet met de klanken van de Manic
Street Preachers uit mijn computer die mij de realiteit uit het oog
moesten laten verliezen. Ik en het lege blad. Ik en de honderden
gevulde bladeren, de glazen wijn, de grond bezaaid met potloden en
mijn verslaving aan de uitspattingen gevolgd op woeste tekensessies.
De kunstacademie als roes opnieuw
ervaren. De bemoedigende woorden van de docenten die iets in het werk
zagen, hingen er als rijpe appels voor het plukken. En ik heb ze niet
geplukt. Oogsten zonder te zaaien. Het hoofd onder het maaiveld
houden, vanwege angst en op mijn hoede voor de arrogantie waar ik zo
vatbaar voor ben. Geïntimideerd door de kennis van de klasgenoten,
waarvan er ogenschijnlijk een paar geen moeite hadden om zich te
profileren als talenten en het vermoedelijk waarmaken op dit moment.
Het komt allemaal terug als de realiteit die ik zelf heb meegemaakt,
maar geforceerd heb weggeduwd uit het huidige leven.
Het werk van het schuchtere,
sereenstille meisje, dat zelfs tussen de paria's van de kunstacademie
niet thuis leek te horen, dat mij zo verontrustte dat ik er dagen van
ontdaan was. Werk waar ik kippenvel van heb gekregen. Werk dat mij nu
nog iets doet. Het bestond uit niets meer dan kleine geschreven
blaadjes. Flarden van gesprekken die zij secuur op had geschreven.
Honderden waren het er. Korte verhalen van ongrijpbare mensen. Bijna
fluisterend vertelde ze dat zij tijdens de markt op een terras was
gaan zitten en alle woorden die ze er hoorde op kleine papiertjes had
geschreven. De ruimte, een kleine ruimte onder het trappengat had ze
gebruikt om al die flarden op te hangen. Kriskras door elkaar. Het
resultaat was een onweerstaanbaar gefluister in het hoofd. Het
geroezemoes was teruggebracht tot een stilte die duizend stemmen
droeg. Het werk was voor mij overweldigend en de kleine ruimte werkte
benauwend. Overspoeld door duizenden speldenprikjes van stemmen kon
ik me indenken hoe fragiel de maakster zich opgesteld moet hebben. Ze
moet zichzelf weggepoetst hebben en als louter observator in dienst
van de ander hebben zitten luisteren, maar was geen werk dat poogde
“de ander” te laten zien. Het was een werk waar de maakster
zichzelf liet zien als observator, al dat gefluister zorgde ervoor
dat je haar zag temidden van het tumult. Al die honderden briefjes
maakte mij nederig en klein tot de dag van vandaag.
Ik proef weer aan de onzekerheid van de
academie en herinner mij een klein werkje. Een leeg bierglas met op
de plek waar normaliter de lippenstif zou zitten kleefde het roet.
Alsof Lucifer zelf gedronken had van het pure glas. Het meisje dat
het maakte, en ik weet haar naam niet meer, was er niet tevreden over
en vond het niet goed genoeg, hetgeen door de aanschouwers
weersproken werd en ik denk dat het terecht was.
De academie als film voor mijn ogen.
Mijn tekortkomingen. Het dwangmatig op zoek gaan naar de eigen
grenzen en die proberen te verbrijzelen. Ik zie hoe ik mij heb
proberen te overschreeuwen. Hoe ik mijn populariteit om heb zien
slaan en het laatste jaar verprutst heb omdat ik te dichtbij kwam. De
vorm veranderde en het omslagpunt zat hem in de kritiek die ik toe
heb gelaten op het eigen werk alsook in het acteerwerk dat ik niet op
kon brengen omdat het alter ego dat ik zorgvuldig gecreëerd had
teneinde een masker te zijn, doorprikt was. In het laatste jaar heb
ik de angst laten zegevieren en was het acteren op. Het laatste jaar
betekende het einde van de kunstacademie voor mij met als summum
afgewezen voor de tweede fase. Ik droop af van de academie af om er
nooit meer naar terug te keren.
En nu, met het lezen van Americana word
ik hard om mijn oren geslagen door mijn eigen geschiedenis. Het
borrelt en broeit. Het peurt langs mijn oude begrenzingen met een
roestige spijker in een ultieme poging de oude barrieres alsnog op te
heffen. Het houdt mij mijn naïviteit voor. De naïviteit dat ik uit
de beelden alles kon lezen en dat begeleidende tekst en beweegredenen
voor de gemaakte kunstwerken er niet toe deden. Het grote 'wat als'
spookt door mijn hoofd. Wat als Americana mij ten tijde van de
academie had bereikt en ik de platheid van mijn eigen werk in het
laatste jaar had gezien, dat ik het geduld en de concentratie van
eerdere jaren (hoe onorthodox deze ook waren) vast had weten te
houden met het geloof dat ik door kon zetten. Stel dat? Maar als ik
daar aan toe geef word ik als de anekdote die op de academie circuleerde waarin een van de docenten nooit op de afdeling autonome
kunsten kwam omdat hij in huilen zou uitbarsten omdat hij in zijn
ogen gefaald had als beeldend kunstenaar.
Beter omarm ik mijn naïviteit en
arrogantie als gedane zaak en laat ik mij overspoelen door de
kunstbeschouwingen en de liefhebberij van Joost Zwagerman om
vervolgens te accepteren dat er altijd nog iets te leren valt en niet
te vechten tegen de bewondering en deze dapper toe te laten.Dat ik
spijt zal voelen wanneer het boek uit is gelezen is inherent aan het
lezen van boeken, zoals dat het is wanneer je een overweldigend
kunstwerk achter moet laten. Daartegenover staat, in aanvulling op de
zin achterop het boek, dat dit boek wellicht een nieuw begin is. Dat
Americana, naast de wens films te zien, musea te bezoeken en boeken
te verslinden ook zorgt voor hernieuwde inzichten die het maken van
nieuwe films, het schrijven van boeken en het maken van kunstwerken
mogelijk maakt, zoals inderdaad een overweldigend kunstwerk of een
exceptioneel boek kunnen dwingen tot schrijven of het beschilderen
van doeken. Zoals het bij mij nu doet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten